Filmstuk voor VolZin. Zie hier meer van mijn filmstukken: op volzin.nu.
Dominee Toller sopt zijn brood in een kommetje met drank. Hij zit in het schemerdonker in zijn uiterst sfeerloos ingerichte keuken, in de pastorie van de kleine houten kerk in een buitenwijk van New York waar hij voorganger is. Zijn witte boord zit als een knellende kraag om z’n nek.
Het is duidelijk dat de hoofdpersoon in de Amerikaanse speelfilm First Reformed, gespeeld door acteur Ethan Hawke, een lijdend mens is. De film van regisseur Paul Schrader, die bekend werd met zijn scenario voor de filmklassieker Taxi Driver van Martin Scorsese in 1976, rouleerde na zijn première in 2017 maar kort in de Nederlandse bioscopen. Sinds kort heeft hij een tweede leven gekregen bij streamingdienst Netflix.
Toller was aalmoezenier in het Amerikaanse leger. Maar nadat zijn zoon omkwam tijdens een missie in Irak en het daaropvolgende diepe verdriet ervoor zorgde dat zijn huwelijk op de klippen liep, heeft hij een plekje gekregen als voorganger in een klein, oud kerkje, gebouwd in de achttiende eeuw door Nederland kolonisten. Er komen nauwelijks nog mensen naar de diensten. De meeste belangstelling roept zijn kerk op als historisch merkteken, met kogelgaten in de muren die herinneren aan de Amerikaanse Burgeroorlog en een kelder onder de kerkvloer die verwijst naar de tijd dat ontsnapte slaven er een schuilplek vonden.
Toller kan enthousiast vertellen over die rijke historie. Maar terug in het hier en nu van het jaar 2017 is hij een machteloze man, twijfelend aan zijn eigen betekenis. Op zijn nachtkastje ligt het boek Life in Letters van zijn held Thomas Merton, maar ook de Middeleeuwse verzameling The Cloud of Unknowing vol mystieke teksten, de essaybundel Heretics van G.K. Chesteron en natuurlijk de Holy Bible. Lezen doet hij echter niet. In plaats daarvan schrijft hij zijn sombere gedachten op in een dagboek.
In wijn gedoopt brood
Het aardige is dat bij datzelfde Netflix ook de grote bron van inspiratie van deze Amerikaanse film te vinden is. Dat is de Franse speelfim Journal d’un curé de campagne uit 1951, gemaakt door regisseur Robert Bresson en gebaseerd op de gelijknamige roman uit 1936 van schrijver Georges Bernanos. De hoofdpersoon in deze film is een jonge pastoor, die in het Noord-Franse dorp Ambricourt zijn allereerste parochie gaat leiden. Ook hij eet slechts in wijn gedoopt brood, omdat zijn maag geen vlees of groente kan verdragen. Bij de Amerikaanse dominee Toller lijkt het te gaan om een tumor in zijn maag. Bij de jonge pastoor is het onduidelijk wat hem mankeert. Maar belangrijker dan de juiste diagnose is het feit dat zowel hij als Toller mensen zijn die lijdend door het leven gaan.
Beiden zijn mannen van God die gebukt gaan onder een diep doorvoeld besef van hun eigen tekortkomen. Overigens heeft Paul Schraders speelfilm First Reformed nóg een groot voorbeeld. Dat is de film Winter Light uit 1963, gemaakt door de Zweedse regisseur Ingmar Bergman. Deze film is in Nederland helaas via geen enkele streamingdienst te vinden. Ook Winter Light vertelt over een dominee in een kleine kerk die zowel fysiek als geestelijk gekweld wordt. Ook Bergman keek, vlak voordat hij aan zijn eigen opnames begon, ter inspiratie naar de film van Bresson.
Wonder van onze lege handen
Het is interessant om te zien hoe elk van deze godsmannen om andere redenen lijden. Dat heeft alles te maken met de tijd waarin de drie regisseurs hun films maakten. In First Reformed raakt dominee Toller betrokken bij een man die met zijn vrouw in verwachting is van een kindje. Maar als klimaatactivist twijfelt de man of hij wel een kind op een planeet wil zetten die, in zijn ogen, ten dode is opgeschreven. De muur van zijn kamer hangt vol met alarmerende krantenknipsels, op het bureaublad van zijn pc zien we een vermagerde ijsbeer op een ijsschots.
In interviews heeft Paul Schrader verteld dat ook hijzelf met zulke apocalyptische gedachten rondloopt vanwege de opwarming van de aarde. De wanhoop van de man met wie Toller in gesprek gaat, is deels de wanhoop van de filmregisseur Schrader zelf. Het is echter veelzeggend dat wanhoop van alle tijden is. Ingmar Bergman was in 1963 niet met de klimaatverandering bezig. De opwarming was toen geen onderwerp van gesprek, alleen al omdat de opwarming pas vanaf ongeveer 1976 merkbaar werd. Bergman daarentegen was bevreesd voor een mogelijk nucleair conflict en de verwoestingen die dat zou veroorzaken. Dat zijn angst was niet onbegrijpelijk gezien de Cubacrisis in oktober 1961.
In het Noord-Franse dorp Ambricourt van de jaren dertig worstelt de jonge pastoor weer met heel andere dingen. Wat hém aanvliegt, is het ongeloof en de teneergeslagenheid van zijn parochianen.
Maar het is iets prachtigs wat deze jonge pastor zegt nadat hij halverwege de film een diepgaand geloofsgesprek heeft gevoerd met de gravin in Ambricourt. Zij lijdt onder de dood van één van haar kinderen. Sindsdien leidt ze een kluizenaarsleven, en voelt ze een kloof tussen haar en God. Maar na dat gesprek met de jonge pastor lukt het haar voor het eerst weer om vrede te ervaren. De pastor schrijft dan in zijn dagboek, vol verwondering over wat hij heeft meegemaakt: ‘O wonder, om te kunnen geven wat we zelf niet bezitten. O, wonder van onze lege handen.’
Ida
Paul Schrader liet zich voor First Reformed tot slot ook nog begeesteren door de Poolse speelfilm Ida uit 2013 van regisseur Pawel Pawlikowski. Dit is een film met een weergaloos mooie cinematografie, die voor een paar euro te huren is via streamingdienst Cinetree. De film van Pawlikowski gaat minder nadrukkelijk in op de grote Godsvragen, maar heeft een prachtig menselijk en levensbeschouwelijk uitgangspunt.
Voordat de jonge non Anna haar geloften aflegt en zich voorgoed bindt aan het klooster waarin ze opgroeide, brengt ze een bezoek aan haar enige familielid: tante Wanda. Die vertelt haar plompverloren dat ze eigenlijk Ida Lebenstein heet, en dus Joods is. Haar ouders liggen begraven op het Poolse platteland. Samen stappen ze in de auto om de plek te zoeken. Voordat ze vertrekken vraagt de tante haar, zonder antwoord te verwachten: ‘Wat doe je als je onderweg ontdekt dat God niet bestaat?’
Anders dan in First Reformed, Winter Light en Journal d’un curé de campagne is het hier niet de religieuze hoofdpersoon die door schuld en boete wordt geplaagd. In dit geval geldt dat voor haar tante, die een schuld op zich geladen heeft door als rechter mee te helpen aan de politieke zuiveringen van het naoorlogse, communistische bewind. Ook op het platteland treft ze mensen die door hun geweten geplaagd worden als ze denken aan hoe ze tijdens de oorlog met de Joden zijn omgegaan.
In allevier de speelfilms is het een belangrijke vraag of het lukt om Godsvertrouwen te behouden in benauwende tijden. Voor de vier godsmannen geldt dezelfde vraag als die Ida kreeg: wat doe je als je onderweg ontdekt dat God niet bestaat? Wat doe je als je, oog in oog met de verscheurdheid van de schepping, terecht komt in dat zwarte gat van een angstaanjagend atheïsme: een leegte waarin het Godsvertrouwen is verkruimeld en de machteloosheid je in zijn klauwen krijgt.
‘Je twijfelt te veel. Je lijkt wel een horzel in een fles’, zegt een oudere geestelijke tegen de jonge pastor uit Ambricourt. Zowel hij als dominee Toller in First Reformed schrijven hele schriften vol met dagboekaantekeningen en overpeinzingen. Beiden scheuren uit schaamte soms een pagina weg die ze in een delirium hebben volgepend.
De jonge non in Ida daarentegen zwijgt vooral. In de film heeft ze erg weinig tekst. Alsof ze beseft: soms is het ‘t beste om stil te zijn.
Ten zien op Netflix: First Reformed en Journal d’un curé de campagne.
Te zien via Cinetree: Ida