Stuk voorafgaand aan de ARTE-documentaire Kampf um Griechenland.
Griekenland is een zwaar geplaagde natie. In 2010, in de nasleep van de financiële crisis die twee jaar eerder was uitgebroken, kon het land zijn schulden niet meer betalen, waardoor het zijn hand moest ophouden in Brussel en bij het IMF. Vanaf 2011, toen de oorlog in Syrië uitbrak, werd het bankroete Griekenland vanwege z’n ongunstige ligging ook nog overspoeld door vele tienduizenden vluchtelingen.
De Griekse filmmaker Yorgos Avgeropoulos maakte een documentaire over zijn gegeselde land, waarbij de nadruk ligt op de periode 2015 tot 2019. Dat was de tijd dat Griekenland werd geregeerd door de linkse partij Syriza, die de verkiezingen had gewonnen met de belofte om tegenwicht te bieden tegen de eisen van de eurogroep om harde bezuinigingen door te voeren en en masse het staatsbezit te privatiseren, in ruil voor broodnodige miljardenleningen. Toenmalig minister Varoufakis van Financiën weigerde verdere noodleningen, omdat in zijn ogen Griekenland gewoonweg failliet was en zijn land weg was gezonken in een humanitaire crisis. Honderdduizenden Grieken emigreerden omdat ze in eigen land geen toekomst meer zagen.
Avgeropoulos filmde de Griekse onderhandelaars achter de schermen en kan niet verhullen bij wie zijn sympathie ligt. Jeroen Dijsselbloem, toen voorzitter van de eurogroep, zal deze documentaire met kromme tenen kijken. In zijn memoires beschrijft hij dat Varoufakis zijn land astronomische economische schade heeft toegebracht door zijn weigerachtige houding in de eurogroep. Op dezelfde toon is in de Nederlandse dagbladen ook geregeld over Varoufakis geschreven.
Maar de aanpak van Griekse crisis blijft omstreden. In zijn boek over de eurozone schrijft de Amerikaanse econoom en Nobelprijswinnaar Joseph Stiglitz zelfs: ‘Wat de Trojka daar heeft aangericht is fout, destructief en van een werkelijk onvoorstelbare kortzichtigheid. Sterker, het is haast onmenselijk te noemen.’ De Trojka is de naam voor de uitvoerders van het beleid ten aanzien van Griekenland: het IMF, de Europese Commissie en de Europese Centrale Bank. Volgens Stiglitz hadden ‘de technocraten van de eurozone’ met hun harde aanpak geen aandacht voor het menselijk leed.
De hulp aan Griekenland is vanaf het begin uitgelegd als een manier om de eurozone bij elkaar te houden en solidariteit aan de Grieken te tonen. Wat nauwelijks gezegd is, is dat voor de tweede keer sinds 2008 de Europese banken met belastinggeld zijn gered. Zoals de bekende Vlaamse econoom Geert Noels schreef: ‘Duitsland en de eurozone hebben niet Griekenland gered, maar enkele grote (vooral Duitse en Franse) banken.’ Deze banken hadden grote leningen aan Griekenland verstrekt.
Zonder de noodleningen aan Griekenland zouden die banken voor de tweede keer omvallen, schrijft ook Stiglitz. Dat was inderdaad de noodsituatie, bevestigt Dijsselbloem in zijn memoires. Hij vreesde zelfs een domino-effect: ‘De grensoverschrijdende besmettingsrisico’s tussen Europese banken onderlingen waren zeer sterk.’