De Groningse hoogleraar economie Dirk Bezemer bracht onlangs zijn scherp geschreven boek Een land van kleine buffers uit. Veel van wat hij hierin beschrijft komt door de coronapandemie nog sterker aan het licht.
Volgens Bezemer is de publieke sector – het onderwijs, de zorg en de politie – versleten door de vele bezuinigingen onder premier Rutte. Tegelijk vindt hij dat er een te nauwe band is tussen de overheid en het grote bedrijfsleven. De financiële sector bloeit en de vermogens groeien door, maar de besteedbare inkomens stijgen niet mee. Daarnaast krijgt het milieu weinig aandacht en wordt er te weinig gedaan aan de klimaatverandering.
Een belangrijk doel van de coronamaatregelen is het niet overbelasten van de zorgcapaciteit. Hoe kijkt u daar tegen aan, gezien het feit dat in de eerste kabinetten-Rutte veel op de zorg is bezuinigd?
‘Dat is interessant. Eén van de knelruimtes in de zorg is, zo begrijp ik uit de berichtgeving, niet zozeer het tekort aan ic-bedden maar aan personeel. Zo snel mogelijk zijn mensen omgeschoold, maar daar zit een grens aan. De afgelopen jaren zijn er in de zorg bezuinigingen en reorganisaties geweest, waardoor veel mensen die sector hebben verlaten. Wat ook demotiverend werkt, zijn de salarissen. Dat blijkt uit een enquête die de beroepsvereniging in juni heeft gedaan. Ik denk dat er te weinig is gedaan aan een goed salaris in de zorg en in het onderwijs. We leven in een rijk land, maar er worden klassen naar huis gestuurd omdat er geen docenten voor zijn. Een beter salarisperspectief is een groot deel van de oplossing. Onder Rutte is altijd de mantra geweest dat financiële prikkels een oplossing vormen. Maar in het geval van de zorg en het onderwijs zou dat plotseling niet meer zo zijn?’
‘Het gebrek aan spenderen in de publieke sector zie ik als een groot probleem. Dat zie je ook terug bij de politie, in de rechtspraak en bij de gemeenten. Door de bezuinigingen hadden we in maart een lage staatschuld van 48 procent van het BBP. Dat is natuurlijk prettig, dan kun je veel geld lenen als er calamiteit een is. Maar daar zijn twee kanttekeningen bij: als je een analyse wilt doen, moet je spreken over kosten én baten. De kosten waren de afgelopen jaren erg hoog. De afgelopen tien jaar is er bezuinigd, zelfs tijdens een hoogconjunctuur. Na 2014 had Nederland bovendien begrotingsoverschotten, en nóg gingen de bezuinigingen door. Dat vind ik heel raar. Het tweede punt is: die lage staatsschuld was niet nodig geweest om de respons van nu met de coronapandemie te kunnen hebben. De steun was zo genereus dat die onze economie er inderdaad door heeft gesleept. Ik juich dat toe. Maar dat had ook gekund als we de publieke sector niet zo hadden afgeknepen. Inmiddels is de staatsschuld gestegen naar 63 procent, maar historisch en internationaal gezien is dat nog steeds niet hoog. Minister Hoekstra van Financiën zegt: het is maar goed dat wij de afgelopen jaren zo prudent zijn geweest. Maar dat is gewoon niet waar. Het is niet prudent om te weinig te investeren in de publieke sector. Je moet hier het onderscheid maken tussen denken in financiële kerngetallen, zoals in dit geval de staatsschuld, en het sturen op reële waarde. Daarmee bedoel ik investeren in maatschappelijk kapitaal (verduurzaming, innovatie), in natuurlijk kapitaal (de leefomgeving) en in menselijk kapitaal (zoals de mensen in het onderwijs en de zorg). Dat zijn de reële waarden. Ik houd daar een pleidooi voor: kijk naar de reële gevolgen van je economisch beleid.’
Wat vindt u van de 3,4 miljard euro staatssteun voor KLM? Volgens u houden bedrijven structureel te weinig buffers aan. KLM zelf heeft in 2018 nog voor 200 miljoen euro aan eigen aandelen opgekocht.
‘Dat is ook weer zo’n voorbeeld van een proces dat al veel langer gaande was. Met de afgelopen kabinetten lijkt het soms alsof het beleid wordt gemaakt voor de grote bedrijven, met name het belastingbeleid. Omdat die bedrijven nu steun nodig hebben, komt daar de schijnwerper op: wat zijn dat eigenlijk voor bedrijven en waarom hebben ze dat geld nodig? In mijn boek maak ik een vergelijking met een eetcafé in Leiden, waarvan de eigenaar zei: gelukkig hebben we een buffer, want we bestaan al tien jaar. KLM bestaat al 101 jaar maar had blijkbaar geen buffer en stond vanaf dag één bij de overheid. Dat is gek: dat bedrijf geeft veel geld weg aan aandeelhouders, maar heeft te weinig buffer om de klap op te vangen. Hier zie je het zogeheten aandeelhouderskapitalisme. Als er meer buffers waren geweest, was er minder publiek geld nodig geweest. Door hoogleraren en ambtenaren wordt nu gezegd: dat geld moet wel weer terug. De belastingen moeten straks omhoog, of er moet worden bezuinigd. Geld voor aandeelhouders gaat zo dus ten koste van overheidsbestedingen die we hard nodig hebben. Dit soort bedenkingen wordt snel weggezet als populisme. Daar zet ik vraagtekens bij: je mag je best afvragen welk belang hier eigenlijk gediend wordt.’
‘Daarom heb ik een publieksboek geschreven; er mag best eens wat verontwaardiging ontstaan over sommige aspecten in onze economie. Waarom wordt er zo weinig geïnvesteerd in de publieke sector? Waarom is er niet meer verduurzaming? Waarom wordt de arbeidsmarkt zo onveilig gemaakt door de flexibilisering? In Nederland zijn 1,2 miljoen zzp’ers. Veel daarvan zijn mensen die schijnzelfstandige hetzelfde werk als werknemers doen, maar dan voor minder geld en zonder pensioen of ongevallenverzekering. Ondernemers wentelen zo hun ondernemersrisico af op de werknemer. Bedrijven vinden dat natuurlijk prachtig en zeggen: die flexibele schil is goed voor de BV Nederland. Maar wie is die BV Nederland? We hebben 9,5 miljoen werkenden, horen die daar ook bij? Voor hen is de flexibilisering en de stagnerende loongroei niet goed. Een ander punt: er zijn vele belastingontwijkingsmogelijkheden voor bedrijven, maar geen enkele voor werkenden. Dat kan echt veel beter. Laat een loongolf door de publieke en private sector gaan. Verlaag de loonbelasting. Maak de arbeidsmarkt veiliger. Het standaardantwoord is: daar is geen geld voor. Maar dat is onzin. Door belastingontwijking te faciliteren, en door lage vermogensbelasting, loopt de overheid veel geld mis. Pak dat aan en de loonbelasting kan procentpunten omlaag, budgetneutraal. Het is de ondertitel van mijn boek: we hebben genoeg geld, maar gebruiken het verkeerd.’
Gaan we in 2021 de economische gevolgen van de pandemie echt voelen?
‘De BBP-groei is in 2020 zwaar negatief geweest. Tegelijk hebben we nog weinig geleden dankzij de overheidssteun; echt fantastisch. Werknemers ontvingen loon, weinig bedrijven gingen failliet. Dat gaat in 2021 veranderen vanwege het einde van de steunpakketten. Wat we niet weten is hoeveel bedrijven zich in de tussentijd genoeg hebben aangepast, en hoeveel buffers ze nog hebben. Als dat mooi uitpakt en ze direct op het activiteitsniveau komen van voor de pandemie, dan kun je een milde recessie hebben. Maar de projecties zijn dat de economie toch wel veel schade heeft opgelopen.
Banken hebben veel klanten uitstel gegeven van rente en aflossing, de overheid heeft veel leningen gegarandeerd, veel verhuurders hebben uitstel van huurbetaling gegeven. Maar het moet alsnog worden betaald, en dat gaat een groot probleem worden. Er worden op dit moment gedetailleerde scenario’s uitgedacht. Kortgeleden kwam de Europese Centrale Bank in het nieuws met haar plan om een ‘bad bank’ op te richten, waarmee ze de slechte leningen in de eurozone op wil kopen. Dat doen ze ze op basis van de berekening dat er in het ongunstigste geval voor 1400 miljard euro aan slechte leningen gaan ontstaan. Vóór de coronacrisis was dat 500 miljard. Dan kun je verwachten dat er ontzettend veel faillisementen en verliezen gaan komen. Daarom wil de ECB die schulden opkopen, zodat schuldherstructeringen kunnen plaatsvinden. Ook in de VS zij ze nu aan het denken wat er met die enorme schulden moet gebeuren. Als die toch afbetaald moeten worden, kan er een bloedbad aan faillissementen ontstaan. Dus inderdaad: de grootste klap moet nog komen.’