Essay in het Nederlands Dagblad, naar aanleiding van mijn boek Het Klimaatdebat als Lachspiegel.
‘Als mieren een taal hadden gehad’, schreef de Britse auteur C.S. Lewis, ‘dan hadden ze ongetwijfeld hun mierenhoop een artefact genoemd en de bakstenen muur ernaast beschreven als een natuurlijk object. De natuur zou voor hen in feite alles zijn wat niet door mieren gemaakt is. Evenzo is voor ons de natuur alles wat niet door mensen is gemaakt; de natuurlijke staat van alles in een niet door mensen aangepaste toestand.’
C.S. Lewis noteerde dit zo raak in 1960, in zijn boek Studies in Words. Dat deed hij een paar jaar vóór het ontstaan van de moderne milieubewegingen. Het was in 1962 dat het legendarische boek Silent Spring van de Amerikaanse bioloog Rachel Carson uitkwam, gericht tegen het gebruik van insecticiden. Met dat boek werd het milieu-activisme geboren. Dat activisme werd gekenmerkt door het idee dat Lewis al had beschreven: de natuur en de mens staan tegenover elkaar.
De noodklok werd in 1962 geluid en liet zijn beierend geluid horen van de oostkust tot de westkust van het Amerikaanse continent. In de Verenigde Staten ontstond een felle strijd tegen het gebruik in de landbouw van pesticiden als DDT, en tegen de algehele vervuiling door de naoorlogse industrialisering. De alarmroepen reikten zelfs tot over de Atlantische Oceaan en klonken ook op in Europa, in ons Nederland.
Het opvallende aan die milieu-activistische jaren was dat er een ‘narniaanse’ wereldbeschouwing dominant werd, waarin de natuur ‘het goede’ vertegenwoordigde en de mens ‘het kwaad’. Deze kijk op de werkelijkheid is altijd springlevend gebleven, ook zestig jaar later. Eén onderscheid is er wel: waar het in die tijd vooral ging over vervuiling, gaat het nu over de klimaatverandering. Maar de teneur is dezelfde: de mens is een gesel voor Moeder Aarde. Hij verstoort de harmonie van de natuur, met z’n massale bevolkingsgroei en z’n onbegrensde zucht naar economische groei. Die beiden zorgen voor een onaflatende CO2-uitstoot, die een warme deken om de aarde legt en het leven hier smoort.
Het is een feit: de menselijke uitstoot van CO2 en andere broeikasgassen zorgt voor een opwarmende atmosfeer. Met name voor de toekomst brengt dat risico’s met zich mee die ons schrik kunnen aanjagen. Maar het is opvallend met hoeveel religiositeit dat feit wordt omkleed. Als de klimaatverandering een narniaanse strijd is tussen Goed en Kwaad, dan is het geen wonder dat wij overstromingen, droogtes en bosbranden gaan zien als het bewijs dat de natuur als een wraakgodin terugslaat. Zoals de Romeinse dichter Horatius al schreef in de eerste eeuw voor Christus: ‘Verdrijf de natuur met een hooivork, ze komt altijd weer terug.’
Toen de junimaand 1988 in de Verenigde Staten ongewoon droog en heet was, schreef het Amerikaanse tijdschrift TIME in een even groot als alarmistisch coverartikel: ‘Dit jaar sprak de aarde, zoals Noach door God werd gewaarschuwd voor de zondvloed. De boodschap was luid en duidelijk, en plotseling begonnen mensen te luisteren, te overpeinzen wat de boodschap behelste.’ Het gebeurde die juni dat het probleem van de opwarming zich losmaakte uit de wetenschappelijke wereld en onderdeel werd van het brede maatschappelijke debat. En net als het eerdere debat over de vervuiling, waaide ook dit van de VS over naar Europa.
Sindsdien is er niet nog eens zo’n hete junimaand in de Verenigde Staten geweest, maar de waarschuwingen die toen opklonken, zijn gebleven. De opwarming heeft zich doorgezet. De CO2-uitstoot moet stoppen.
Tegelijkertijd moeten we onze koppen helder houden. Om dat te doen, is het goed te beseffen dat het klimaatdebat een calvinistischere toon heeft dan zelfs de meest seculiere klimaatactivisten lijken door te hebben.
De woorden van het artikel in TIME Magazine doen terugdenken aan het boek The Storm uit 1703 van de Engelse schrijver Daniel Defoe, dat hij schreef na de orkaan die het jaar daarvoor de steden Bristol en Londen had verwoest en achtduizend doden had veroorzaakt. In het geweld van de natuur had Gods stem geklonken, schreef Daniel Defoe. Als de mensen zich doof zouden houden, zou Hij zijn stem nog harder laten klinken. Om God te verzoenen hielden de Britten een nationale vastendag.
Ook in de 21e eeuw wordt de natuur gezien als een morele wreker. De Westerse mens is een met schuld beladen figuur. Het is typerend dat historici als Anna Bramwell en Mark Stoll observeren dat de milieu- en natuurbewegingen in protestantse landen groter en invloedrijker zijn dan hun tegenhangers in katholieke landen. In het protestantisme wordt de persoonlijke schuld vaak zwaarder beleden dan door katholieken.
Met die grote schuld was ook de Huizingalezing doordesemd die auteur David van Reybrouck eind vorig jaar hield aan de Universiteit van Leiden. Zijn lezing is een voorbeeld van wat er mis kan gaan als we met as op ons hoofd, en met de kleren gescheurd, betekenis proberen te geven aan de weersextremen waarover we in de krant lezen of die we op tv zien.
Verwijzend naar het koloniale verleden van Europa, stelde Van Reybrouck in zijn lezing dat we met de klimaatverandering de arme landen alweer groot onrecht doen. Zie de hongersnood in het zuiden van Madagascar. Zie de orkaan die Mozambique in 2019 trof. Die Afrikaanse landen zijn de slachtoffers van de opwarming die door ons Westerse mensen wordt veroorzaakt. De morele schuld die David van Reybrouck daarbij ervaart, is zo groot dat hij zelfs de mogelijkheid van burgelijke ongehoorzaamheid oppert om onze lakse regeringen tot daadkracht te dwingen.
Maar wat zegt wetenschappelijk onderzoek? Al in 2020 was er een studie verschenen die stelde dat het aantal orkanen in dat gebied bij Mozambique juist dóór de opwarming afneemt. Kort voor zijn lezing verscheen bovendien een attributiestudie die stelt dat de hongersnood in Madagascar het gevolg is van een combinatie van natuurlijke klimaatvariabiliteit en de armoedige omstandigheden in het land.
Het geloof in de slechtheid van de mens is echter zo groot, dat er een existentiële angst is losgekomen in de Westerse cultuur. Die angst is zo manifest dat de Amerikaanse president spreekt over een ‘existentiële bedreiging’ en Nederlandse politici spreken van ‘het is doen of doodgaan’. Dat laatste is een vertaling wat al in de jaren zeventig in de VS werd gezegd, toen het nog over de vervuiling ging: it’s do or die.
Dat aanhoudende noodlotsgevoel beschreef de Amerikaanse publicist Susan Sontag in 1988 als: ‘Apocalypse From Now On.’ Het Einde der Tijden hangt altijd boven ons hoofd, maar komt nooit. En toch verdwijnt de dreiging ervan niet. En als het Einde der Tijden dan alsnog aan de deur klopt, dan volgt niet een mooie, nieuwe wereld, zoals de Joden en de christenen denken. Nee, in het seculiere apocalyptische denken volgt er niets na de vernietiging. De mensheid is verleden tijd. En eigenlijk is dat maar goed. Want in dit geval geldt zeker: opgeruimd staat netjes.
In het huidige klimaatdebat zit een oprechte en terechte zorg over onze toekomst. Maar er speelt ook een verwarrend schaduwgevecht doorheen: de Westerse mens heeft een moreel handgemeen met zichzelf.