Kort portret van de Franse filmer Alain Resnais naar aanleiding van een biografische documentaire op de Duitse televisie.





Je moet het maar net weten, maar wie een Netflix-abonnement heeft, kan op de streamingdienst één van de laatste speelfilms vinden van de grote Franse filmregisseur Alain Resnais. Het gaat om Coeurs, een film waarmee Resnais als 84-jarige de Zilveren Leeuw won voor beste regie op het filmfestival van Venetië. De Fransman, die tot zijn dood in 2014 op 91-jarige leeftijd door bleef gaan met regisseren, ente zijn prijswinnende film op het toneelstuk Private Fears in Public Spaces van de Britse toneelschrijver Alan Ayckbourn. Daarmee is Coeurs exemplarisch voor die laatste, productieve fase van Alain Resnais: gebruikmakend van toneelteksten maakte hij lichtvoetige speelfilms, vaak met zijn jongere vrouw Sabine Azéma in een hoofdrol, waarin hij bleef spelen met zijn filmtaal. Opvallend is bijvoorbeeld de film On connaît la chanson uit 1997, waarin de hoofdpersonen hun gevoelens en gedachten vertolken door flarden van populaire Franse liedjes te playbacken, die even snel opkomen als weer verdwijnen waardoor de film nooit een musical wordt.

Hoe anders zag het begin van de filmcarrière van Resnais eruit, blijkt opnieuw uit de conventionele biografische documentaire Alain Resnais, Ein neues Kino wagen die ARTE uitzendt. Hij werd in 1922 geboren in Bretagne, opgroeiend als een ziekelijk astmatisch jongetje dat al snel thuis van school werd gehouden en in plaats daarvan thuisonderwijs kregen en zich vermaakte door het lezen van strips. Zijn grote droom was naar Parijs te gaan, de stad vol bioscopen en theaters. Hij was te angstig en introvert om acteur te worden, zoals hij aanvankelijk wilde. In plaats daarvan werd hij editor van films, en viel hij daarna op met markante documentaires. Hij mocht dan schuchter zijn, als regisseur durfde hij welzeker iets te wagen. In 1948 maakte hij een korte documentaire over Vincent van Gogh, waarmee hij dankzij zijn speelse montage zelfs een Oscar won voor beste korte film. Hij was toen pas middentwintig.

Als begindertiger viel hij op met de anti-kolonialistische documentaire Les statues meurent aussi over Afrikaanse kunst en al helemaal met de inmiddels legendarische documentaire Nuit et brouillard. Uitgebracht in 1955 telt deze film slechts dertig minuten, maar is het alsnog een klap in het gezicht. Voorzien van een literaire voice-over en opmerkelijk frivole orkestmuziek bracht Alain Resnais in deze uiterst knap gemonteerde documentaire de Duitse concentratiekampen in beeld: van de bouw, de architectuur, de veewagons van de treinen, de dwangarbeid en uithongering, tot de dood die miljoenen mensen er stierven.

Toen Alain Resnais een paar jaar later ook nog zijn eerste, inmiddels klassieke speelfilm Hiroshima, Mon Amour uitbracht, had hij voorgoed afgerekend met het voordeel van zijn Bretonse familie: dat cinema alleen maar goed is voor tijdverdrijf en daarom niet serieus is te nemen.