De Ambassade van de Noordzee wil dat de natuur beter vertegenwoordigd wordt in de politiek. Misschien kan de Noordzee zelfs wel een eigen rechtspersoon worden. In de komende jaren wil de Ambassade leren luisteren, leren spreken en leren onderhandelen namens de Noordzee. Want ook niet-mensen moeten hun politieke stem laten horen.

‘Ik weet niet of we in dit artikel een oproep aan Rijkswaterstaat kunnen doen?’, vraagt Thijs Middeldorp, één van de oprichters van de Ambassade van de Noordzee, aan het eind van het gesprek. ‘Wij zouden heel graag met jullie een vergadering ontwerpen. Laten we in één van jullie mooiste zalen een vergadering hebben waar de IJssel, de Noordzee of het leefgebied van de paling a seat at the table krijgt. Laten we in die vergadering luistertijd inruimen en met behulp van ‘tolken’ – dat kunnen wetenschappers zijn, of kunstenaars – die zee of dat specifieke gebied ‘aanwezig’ maken.’

De medio 2018 opgerichte Ambassade van de Noordzee heeft de ambitie om de politiek stem van ‘niet-mensen’ te laten horen. De inspiratie hiervoor is geput uit de ideeën van de Franse filosoof Bruno Latour, die al jaren graag spreekt over ‘het parlement van de dingen’. Met name sinds de wetenschappelijke revolutie van de zeventiende eeuw is het zo dat de mens zich heer en meester van de natuur heeft gemaakt. Zowel Latour als ook de Ambassade pleiten voor een perspectiefwisseling: het is goed dat de mens ook in de huid van niet-mensen kruipt en door hun ogen kijkt.

Zeg niet dat we de Noordzee een stem moeten ‘geven’, corrigeert Thijs Middeldorp. ‘De Noordzee hééft al een stem en wij moeten die leren verstaan. Wij werken toe naar een luistermethode aan het eind van 2022. Dan leggen we een methode op tafel die Rijkswaterstaat, gemeentes of andere overheden kunnen gebruiken om te luisteren naar niet-mensen. Je moet denken aan rituelen, vergadervormen of video-interventies. Dat zijn manieren om niet-mensen aanwezig te maken in het beleidsgesprek.’

De natuur wordt nu al vertegenwoordigd: door natuurorganisaties en wetenschappers. Maar dat is onvoldoende in de ogen van Anne van Leeuwen, medestrijder van Thijs Middeldorp. ‘Latour beschrijft in zijn boek Politics of Nature dat die natuurorganisaties op bijvoorbeeld de klimaatconferenties in de zijkamers zitten. Wij zien dus gebeuren dat de niet-mensen – de dieren, de  planten, de dingen, de microben – niet effectief vertegenwoordigd worden, omdat de natuurorganisaties niet aan de onderhandelingstafel zelf zitten. Sinds 1970 zijn we gemiddeld 60 procent van het wilde gewervelde leven kwijt geraakt. Er gaat dus iets fundamenteel mis.’

Eén oplossing kan zijn om van bijvoorbeeld de Noordzee een rechtspersoon te maken. Dat lijkt gekker dan het is. Ook nu al hebben veel niet-mensen een rechtspersoonlijkheid, waaronder bedrijven, natiestaten of universiteiten. Slechts om de reden dat deze instellingen geen eigen mond hebben om mee te spreken, worden zij door mensen vertegenwoordigd.

In 2014 werd ook de Nieuw-Zeelandse Whanganui-rivier een rechtspersoon. Dat gebeurde op basis van de levensovertuiging van de inheemse Maori, die zich zo sterk verbonden voelen met het water dat ze zeggen dat zijzélf de rivier zijn. Sindsdien heeft de rivier voogden gekregen en een eigen budget. De Whanganui-rivier heeft dus én middelen én een juridische positie.

Zaligmakend is deze manier van luisteren naar de rivier niet, weet Thijs Middeldorp. ‘Over een paar jaar wordt deze casus getest. Dan gaan we met z’n allen veel leren. Hoog in het stroomgebied van deze 280 kilometer lange rivier staat een waterkrachtcentrale. Die is echt een doorn in het oog van de bevolking die stroomafwaarts woont. Men wil die centrale weg hebben, omdat de stroomsnelheid en het ecosysteem gehinderd worden. Tegelijkertijd is waterkracht een enorme bron van groene energie. Straks zullen we zien wat die rechtspersoonlijkheid voor verschil gaat maken. Stel, deze zaak eindigt bij de rechter. Wat gaat er dan gebeuren?’

Het is niet voor het eerst dat ook niet-mensen worden betrokken in het recht. In Middeleeuws Europa werden zelfs strafzaken gevoerd tegen bijvoorbeeld varkens die schade hadden veroorzaakt. De achttiende eeuwse Duitse filosoof Gotthold Lessing bedacht de term Martialgerechtigkeit, waarmee hij bedoelde dat ook materie recht gedaan moet worden. Dat doen mensen als ze oog hebben voor de unieke kwaliteiten die een grondstof heeft. Een paar jaar geleden stelden architect Thomas Rau en econoom Sabine Oberhuber (de twee zijn getrouwd) een verklaring op van de Universele Rechten van het Materiaal. Hun idee is dat grondstoffen niet ons eigendom zijn, maar alleen met passend respect en inzicht door mensen mogen worden gebruikt.

‘De Ambassade van de Noordzee is een collectief van kunstenaars, wetenschappers en beleidsmakers’, verduidelijkt Anne van Leeuwen. ‘Wij willen het narratief bevragen waarop we onze politiek, ons onderwijs en onze economie hebben gebouwd. Dat is het narratief waarin we ‘natuur’ en ‘cultuur’ uit elkaar trekken, en nog steeds geneigd zijn om de mens te zien als een wezen dat de natuur moet domineren. Die houding leidt tot veel quick-fix-engineering-oplossingen, maar niet naar basale vragen als: oké, wat is dan onze relatie met de natuur, in de tijd waarin we nu leven?’

Naast Bruno Latour is ook Matthijs Schouten, boeddhist en ecoloog bij Staatsbosbeheer, een leermeester van de Ambassade. Schouten spreekt al langer over een ‘partnerschap’ tussen mens en natuur. Van Leeuwen: ‘Als tijdens een overleg in een technocratisch jargon beslissingen genomen worden over een natuurgebied, krijg je volgens hem een heel ander gesprek als je eerst zegt: “Doet iedereen eerst even zijn ogen dicht, en denk terug aan de eerste natuurherinnering in je leven.” Als je na zo’n begin de vergadering start, krijg je een doorvoelder en doorleefder gesprek.’