Interview met New York Times-journalist Christiaan Triebert voor alumnusblad Broerstraat 5, nadat hij in 2021 verkozen was tot alumnus van het jaar van de Rijksuniversiteit Groningen.

Met zijn hoogblonde, achterover gekamde haar heeft hij iets weg van een jonge Julian Asssange. Het is half juni en Christiaan Triebert (28), oud-student uit Groningen, is dankzij een video-verbinding aanwezig in het praatprogramma op CNN van Christiane Amanpour, om te praten over het onderzoekscollectief Bellingcat waar hij tot begin dit jaar prominent deel van uitmaakte.

Over het in 2014 opgerichte Bellingcat is door Nederlandse filmmakers een documentaire gemaakt, die nu ook in de Verenigde Staten in première gaat. Dat geeft Triebert een nieuw podium voor zijn geestdrift. De laatste jaren is hij uitgegroeid tot een evangelist van de open source investigation. Hiermee wordt feitenonderzoek bedoeld dat gebruik maakt van open internetbronnen, zoals satellietbeelden van Google Maps, sociale media als Twitter en Facebook die bulken van privé-informatie, websites die in real time het scheeps- en vliegverkeer in beeld brengen, online databases en foto- en videoarchieven.

In het gesprek met Christiane Amanpour komt een dodelijke bomaanslag in Bagdad aan de orde, die overal ter wereld is gemeld door internationale persbureaus. Triebert achterhaalde dat de aanslag was geënsceneerd. De van pijn creperende gewonden naast een uitbrandende auto, te zien op beelden van een beveiligingscamera, waren twee seconden eerder nog gezonde mannen die waren komen aanrennen nadat het voertuig in brand was gevlogen. Dit soort open source onderzoek is geen hogere wiskunde, predikt Triebert in de CNN-show. Iedereen kan dit. ‘Als je een laptop hebt, en een internetverbinding, en je bent gefascineerd door iets, dan kun je dit doen. It’s out there, on the internet.’

De uitzending is voorbij. De videoverbinding kwam tot stand vanaf de burelen van The New York Times, in het hart van Manhattan, New York. Sinds maart dit jaar is Christiaan Triebert weg bij Bellingcat en is hij ingelijfd door het nieuwe, inmiddels zeskoppige Visual Investigations team van dit Amerikaanse dagblad. Een week eerder heeft hij eindelijk een appartement gevonden, in Brooklyn. ‘Een block away van het strand, met uitzicht over Manhattan’, vertelt hij een paar dagen na zijn optreden bij Amanpour. ‘Ik kan zelfs met de boot naar mijn werk. Dit is mijn eerste appartement ooit, man! Ik heb nog nooit in mijn leven mijn eigen appartement gehad. In Groningen woonde ik op kamers in de Tuinbouwstraat, met drie andere studenten. Daarna heb ik in Londen gewoond; ook op kamers, met mijn toenmalige vriendin. Met haar heb ik ook nog in Maleisië gewoond. In de jaren daarna was ik alleen maar onderweg.”

Bellingcat werd opgericht vlak vóór de tragische dag van 17 juli 2014, waarop het passagiersvliegtuig MH17 op weg naar Kuala Lumpur werd neergeschoten boven Oost-Oekraïne. Het onderzoekscollectief, een initiatief van de Brit Eliot Higgins, maakte in het Westen faam door het in kaart brengen van het transport van de BUK-raket; het Russische luchtafweergeschut waarmee volgens het internationale onderzoeksteam JIT het passagiersvliegtuig is neergehaald. Maar Bellingcat onderzocht veel meer. Een jaar na oprichting werd Triebert, die nog moest afstuderen, gevraagd het team te versterken. Tijdens het schrijven van zijn afstudeerscriptie over Amerikaanse bombardementen in Irak en Syrië reconstrueerde Triebert in dienst van Bellingcat de militaire coup in Turkije in 2016, aan de hand van een op internet verschenen whatsappgesprek van de coupplegers. Hij won er in 2017 zelfs een European Press Prize mee. Vervolgens reisde Triebert de globe rond om journalisten, in vijfdaagse cursussen, te trainen in die inmiddels vermaard geraakte Bellingcat-onderzoeksmethode.

Maar ook al lang voor die tijd was hij levenslustig als reiziger. Nog voor zijn schooldiploma reisde hij al per trein en liftend door Europa. ‘Het interessante was dat in alle landen waar je komt wel iets gebeurd is in het verleden’, vertelt hij. ‘Nederlanders maken daarom grappen over de Duitsers. De Duitsers zeggen vanalles over de Oostenrijkers. Ga je van Oostenrijk naar Hongarije, dan zeggen ze: daar moet je wel uitkijken. De Hongaren zeggen: oei, Bulgarije is linke soep. Bulgaren zeggen: o, je gaat naar Turkije, dat is echt gevaarlijk. En de Turken zeggen: je gaat naar Syrië?, dan moet je wel oppassen. Zo gaat dat eindeloos door, terwijl je overal waar je komt fantástisch vriendelijke mensen ontmoet. Dat klinkt als een open deur, maar dat zijn mooie ervaringen als je jonger bent. Die reizen vanaf mijn middelbare school hebben mijn fascinatie wel gewekt: als íedereen zo aardig is, waarom de fuck hebben we dan zoveel problemen met elkaar?

Die basale vraag dreef hem richting het conflictonderzoek. Het kan er overigens ook mee te maken hebben, oppert hij, dat zijn vader ‘een Indo’ is. Daardoor kreeg hij van dichtbij te maken met de koloniale geschiedenis van Nederlands-Indië en de latere onafhankelijkheid van Indonesië. ‘Ik heb ook daardoor toch altijd grote interesse gehad in conflicten tussen mensen en tussen landen.’

Ondertussen werd liften een manie. In 2012 liftte hij met twee anderen van Groningen naar Kaapstad. Naderhand gaf Triebert op de universiteit een lezing waarin hij zonder ironie sprak over de liefde die hij onderweg had ontvangen. Liften beschreef hij als ‘jezelf overgeven aan de goedheid van mensen’. Bezit hij dat geloof in het goede van de mens nog altijd? Oók na jaren van intensief onderzoekswerk, dat wisselt van Amerikaanse bombardementen waarbij kinderen zijn omgekomen, een Libische commandant die zichzelf laat filmen terwijl hij gevangenen executeert, tot aan de harde repressie door het Sudanese leger van demonstranten die eerder dit jaar in opstand kwamen?

‘Ja, dat is een paradox, hè’, reageert Triebert. ‘Aan de ene kant dat enorme idealisme van het liften, anderzijds de keiharde realiteit van het moorden. Dat idealisme, dat is er nog steeds. Sterker nog: dat laat me doorgaan.’

Toch. Hoe makkelijk hij ook praat, nu zoekt hij naar woorden. Maar na een tijdje welt zijn lifters-optimisme weer op. ‘Ik ben heel erg blij dat ik die reiservaringen heb opgedaan’, begint hij. ‘Ik ben naar Afghanistan geweest, ik ben in Irak geweest, ik ben in Syrië geweest; de meeste landen waar ik nu vanachter mijn computer onderzoek naar doe, daar ben ik zelf geweest en heb ik ontzettend veel liefde, gastvrijheid en warmte mogen ontvangen. In Sudan, waar we bij de New York Times nu veel mee bezig zijn, werden we thuis ontvangen door mensen die je totaal niet kent. Ze geven je eten, ze geven je onderdak, ze verzorgen je.’

‘Het is heel belangrijk begrip te houden voor het menselijke en het individuele. Neem Rusland. Iedereen heeft het over Rusland. Nu met MH17 weer. Maar wat het Kremlin zegt, of het Russische ministerie van Defensie, staat niet gelijk aan het Russische volk. Sterker nog: ik heb mijn béste reiservaringen in mijn leven gehad in Rusland. Ik ben in Tsjetsjenië geweest, ik ben in Moskou geweest, ik ben in Moermansk, in het extreme noorden, geweest. Fantástisch, man! Dat is écht één van de mooiste reizen van mijn leven geweest. Net als mijn reizen naar Iran en Sudan. De natuur is prachtig, de architectuur is prachtig, maar het komt uiteindelijk door de mensen die er wonen. Die reizen zijn de meest vormende perioden van mijn leven geweest. Je ziet hoe enthousiast ik weer word. Dat komt omdat het zo belangrijk is: de wereld is zo connected, maar dat betekent zeker niet dat we als mensen dichter bij elkaar staan. Wat bizar is, en heel triest.’

KADER

Van 2010 tot 2015 was Christaan Triebert student Internationale Betrekkingen in Groningen. Ook volgde hij vakken bij Midden-Oosten-studies en deed hij de verkorte bachelor Filosofie van een Speciek Wetenschapsgebied. Zijn bachelorscriptie ging over het gebruik van Facebook door Nederlandse ambassades en consulaten. Daarna volgde hij aan het King’s College in Londen een master Conflict, Security and Development. Groningse inspiratiebronnen waren onder anderen docent Pieter Nanninga, die zelf veel onderzoek heeft gedaan naar het mediagebruik van Al-Qaida en IS. Hij moedigde Triebert aan om voor z’n eigen academisch onderzoek van internetbronnen gebruik te maken. Eveneens inspirerend was wijlen docent Joris Kocken. Triebert: ‘Dat was ook zo iemand die vertrouwen had in wat ik deed. Dat is belangrijk voor een student.’